Filmformaat

In november 1922 werd door Pathé het Pathé-Baby 9,5 mm. formaat geintroduceerd. Eerst alleen als huisbioscoop, door een projector met bijbehorend projectiescherm en films voor vertoning op de markt te brengen. Een jaar later kwam ook de camera, zodat men zelf op 9,5 mm. kon gaan filmen. Dat betekende een definitieve doorbraak naar de amateurfilm.

In 1923 kon Nederland met het formaat kennismaken, dat in die jaren ook wel ‘kleinfilm’ werd genoemd. Een formaat met middenperforatie. Niet de enige, zoals wel wordt verondersteld. Andere formaten met middenperforatie waren er al eerder, zoals de 17,5 mm. Biokam (1898), de daarop sterk lijkende 17,5 mm. Ernemann (1903) en de 15 mm. Pocket Chrono (1900).

De eerste 9,5 mm. projectoren en camera’s waren compact van afmeting. De bedoeling om een zo’n breed mogelijk publiek hiervoor te interesseren zal daarbij een rol hebben gespeeld. Hoewel het een luxe bleef en deze liefhebberij alleen was weggelegd voor degenen die zich dit konden permiteren.

Pathé bracht vele verkleiningen van 35 mm. films uit op het 9,5 mm. formaat. Van amusement tot educatief. De Pathé-Baby projector zal naast de huiskamer ook een rol in het onderwijs hebben gespeeld. Verder zullen de filmpjes een stimulans van Pathé zijn geweest, maar ook een inspiratiebron, om zelf films te gaan maken. De eerste uitgaven op 9,5 mm. hadden een lengte van 10 en 20 mtr. en bestonden uit één of meerdere delen met daarbij als bijzonderheid dat er, zoals bij 35 mm., ook ingekleurde kopiëen werden uitgebracht. De film zat in een ronde cassette die op de projector werd geplaatst.

Gedeelten uit bestaande films werden tot opzichzelfstaande mini-versies bewerkt, waardoor ze in die lengtes van 10 en 20 meter op het 9,5 mm. formaat  konden worden uitgebracht.

De titels en in bepaalde gevallen ook shots, bijvoorbeeld van een landschap waarin de beweging geen rol speelde, bestonden uit één of enkele beelden die tijdens het vertonen van de film een aantal seconden in de projector stil bleven staan door een spermechanisme in het apparaat, dat in werking werd gesteld door de uitsparingen die daarvoor zijdelings in de film waren aangebracht.

Daarna kwamen er ook films in één of meer delen op spoelen van 100 mtr., waardoor ze meer in de oorspronkelijke versie konden worden vertoond. De projector kon daarvoor worden uitgebreid met spoelarmen. Zoals ook met een motor. De slinger, waarmee de projector werd aangedreven, kwam dan te vervallen. Ook de eerste camera’s hadden een slinger, die kon worden vervangen door een los verkrijgbaar veerwerk. In de camera gingen cassettes voor 9 meter film, die men zelf moest vullen. Er was 9,5 mm.negatief en omkeer verkrijgbaar. Van de negatieffilms kon men zelf afdrukken maken op een kopieerapparaat, die eveneens door Pathé werd geleverd.

De 9,5 mm. maakte een ontwikkeling door van compacte baby tot super baby. Er kwamen lichtsterkere projectoren en films met doorlopende titels en vanaf 1937 ook met optisch geluid. Verder kwamen er luxere modellen camera’s, met mogelijkheden als tele en groothoek, verschillende snelheden en enkelbeeldopname. Naast de toepassing van de cassettecamera kwam ook de spoelencamera, waarmee op grotere lengten kon worden gefilmd.

Rond 1960 dreigt het 9,5 mm. formaat te gaan verdwijnen door de concurrentie van 8 mm. waarop steeds meer werd gefilmd. De 9,5 mm.filmers, die hun formaat trouw wilden blijven, kwamen daartegen in actie. Want immers, doordat bij 9,5 mm. film de perforatiegaatjes zich centraal tussen beeldjes bevinden, in plaats van ernaast, komt het beeldformaat en dus ook de kwaliteit, zeer dicht in de buurt van 16 mm.  Hierdoor ontstonden in binnen- en buitenland  9,5 mm. filmclubs. In Nederland waren dat ‘Filmgroep 9,5 Nederland’ en ’Het 9,5 Gilde’, die met de clubbladen ‘Het Gulden Midden’ en ‘Middenperforatie’ de 9,5 mm. film gingen propageren en verslag deden van hun activiteiten.

Daarnaast werd ook de ’Federatie van de losse 9,5ers’opgericht om het contact tussen de clubs met de over Nederland verspreide 9,5 mm. filmers te bevorderen. ‘Filmgroep 9,5 Nederland’ en ‘Het 9,5 Gilde’ gingen voor die groep gezamenlijk en centraal in het land bijeenkomsten houden. (Later veranderde de naam in ‘Nederlandse 9,5 Federatie’en daaruit ontstond weer later het huidige ‘Cine 9,5 Nederland’.) Door verder contacten te leggen met de industrie, zelf te gaan importeren, in verenigingsverband te filmen en samen met buitenlandse clubs filmfestivals te organiseren, kon het formaat van de ondergang worden gered. Kodak, Ferrania en Orwo bleven tot in de jaren ’70 materiaal leveren. Daarna kwam alles steeds meer in handen van de 9,5 liefhebbers zelf en ontstonden er kleinschalige bedrijven die nieuwe apparatuur ontwikkelden, of 16 mm. apparatuur naar 9,5 gingen ombouwen. Uit 35 mm. diafilm ging men 9,5 snijden. Zo kan er anno 2003 nog steeds op het inmiddels ruim 80 jaar oude 9,5 mm. formaat worden gefilmd.